Tourisme
Previous
Next
 
Home

Date of issue: 19th of June 1982.

OBC/COB numbers: 2054-2059

Created by: Design : Mss. Nicole Ickx ; Steven Wilsens. / Helio : Paul Huybrechts

Perforation: 11 1/2
Size: 24 mm x 35 mm
Composition of the sheets: 30
Printing Process: Combined Steel and Screendeepprint
Number of plates: 1-2-3-4-5-6
Printing Run: 4.000.000ex each
Paper: 2054/2055 - P6 ; 2056/2059- P5 ( see paper Types )

2054 -7F - Tower of Gosselies
2055 -7F- Abay of Zwijveke Dendermonde
2056 -7F50 - Abay of Stavelot
2057 -7F50 - Ruines Abay Villers-la-Ville
2058 -7F50 - Entrance port Abay Sint-Adriaans geraardsbergen
2059 -7F50 - Place of shame Beveren

INFO

Voor de eerste keer kwam «Gocileas» onder de pen van een monnik vandaan op 25 april 980 in de abdij te Lobbes. Met eeuwige straf bedreigt prins-bisschop NOTGER van Luik de kerken van de « Darnau » streek, die de opgelegde, zware « aalmoezen » verder weigeren te brengen naar de abdij. Onder de opstandelingen stonden de toenmalige burgers van Gosselies. In de loop van de 12de eeuw werd Gosselies, dat van de hertogen van Brabant en de graven van Namen afhing, tot « vrije stad » verklaard. De huidige toren dateert van het begin van de XVe eeuw en werd door de familie « de Bousies » (1423-1553) herbouwd. Het wapenschild « hemelsblauw met zilveren kruis » staat geschilderd boven de toegangspoort. In het jaar 1980, naar aanleiding van de viering van het duizendjarig bestaan, werd aan de voet zelf van de toren het historisch spel « Le jeu de Gosselies» opgevoerd met de toren als spelleider. Al werd Gosselies in 1976 met Charleroi gefusioneerd, toch blijft de toren voor de inwoners van Gosselies het symbool van hun persoonlijkheid. (Tekst welwillend ter beschikking gesteld door de Schepen van de Afdeling Gosselies van de Stad Charleroi).

Van de abdij van Zwijveke, eertijds de oudste en belangrijkste abdij van Dendermonde, bleven tot op heden slechts enkele bijgebouwen en de monumentale ingangspoort bewaard. De abdij ontstond in 1223 uit het Sint-Gillishospitaal, dat toen door Mathilde I tot een cistercienzerinnenabdij werd omgevormd. Door schenkingen van allerlei heren en families kende de abdij gedurende de Middeleeuwen een grote bloei. Na zware beschadiging door de Gentenaars in1380, werd de abdij in 1579 nogmaals grondig verwoest. De monialen dienden toen jarenlang gebruik te maken van hun refugehuis binnen de stadsmuren. Pas in 1608 ging men zich terug op de Zwijvekekouter vestigen. De nieuwe gebouwen waren voltooid rond 1663. In augustus 1667, tijdens het beleg van de stad door de troepen van Lodewijk XIV, werd op bevel van de militaire gouverneur van Dendermonde het klooster in brand gestoken en afgebroken. De zusters dienden voor enkele jaren opnieuw hun intrek te nemen in een refugehuis. Ze kwamen in het bezit van een terrein achter de kerk van Sint-Gillis-Binnen, waar ze tussen 1671 en 1762 een nieuwe abdij oprichtten. De bewaard gebleven zuilengaanderij dateert van 1690, de monumentale ingangspoort van 1755 en het woonhuis uit de zestiger jaren van de 18e eeuw. Op 27 januari 1797 werden de kloosterlingen uit hun gebouwen verjaagd. De abdij werd nooit meer heropgericht, ondanks het feit dat de religieuzen bleven samenwonen tot de dood van de laatste moniale in 1856. De enkele bewaard gebleven abdijgebouwen werden in 1969 aangekocht door de stad Dendermonde en tussen 1979 en 1982 gerestaureerd. De gaanderij werd opnieuw vrijgemaakt en, samen met het woonhuis, volledig hersteld. De ingangspoort werd afgebroken en verplaatst. (Tekst welwillend ter beschikking gesteld door het Stadsbestuur van Dendermonde).

In 648 gesticht door Sint-Remaclus, die uit het klooster van Solignac (Limoges) kwam, zal de dubbele abdij van Stavelot-Malmedy gedurende bijna 13 eeuwen een belangrijke culturele en geestelijke rol spelen. Sigebert III, koning der Franken, besloot een klooster te stichten om het Evangelie in het Ardense woud te verkondigen. Onder de koninklijke en keizerlijke bescherming breidden het domein en de voorrechten van de abdij van Stavelot zich uit. Door een Prins-abt bestuurd zal de abdij dan het onafhankelijke centrum van een geestelijk Prinsdom worden. Zeventig abten volgen elkaar aan het hoofd van die kleine Staat op, welke politiek aan het Heilig Romeinse keizerrijk verbonden was. Met het beslissend vertrek van de laatste Prins-abt, Celestin Thys, in 1794, zal de Franse Omwenteling een einde maken aan deze soevereiniteit. In 1040 bouwde Poppo, abt-hervormer afkomstig uit Deinze, een grote Romaanse abdij waarvan de Toren (in de 16de eeuw verbouwd) alleen overgebleven is. De huidige opgravingen leggen grondvesten van dit monument bloot. In de 11de en de 12de eeuw telde het « scriptorium » van Stavelot onder de beroemdste van de gekende wereld; de Bijbel van Stavelot bij voorbeeld is de trots van het British Museum en de Bijbel van Malmedy een parel van de Vaticaanse Bibliotheek. Onder de regering van Wibald (1131-1158), humanist, diplomaat en bouwer zal de abdij een gouden periode kennen waarvan een schat overblijft: de hoofdrelikwieenkast van Paus Alexander en het draagbare altaar (Museum van het Jubelpark) horen tot de meesterwerken van de goudsmederij uit de Maasstreek van de 12de eeuw, alsook het prachtige drieluik van het Ware Kruis in de verzameling Pierpont Morgan te New-York. In 1268 werd het stoffelijk overschot van Sint-Remaclus in een unieke relikwieenkast overgebracht naar de « primaire » kerk van Stavelot waar het nu nog wordt bewaard. Tijdens de hele 18de eeuw worden de kloostergebouwen herbouwd en vormen aldus het prachtig bouwkundige ensemble dat wij kennen, hetwelk vandaag het Stadhuis, het Museum, verscheidene instellingen en een zeer levendig cultureel centrum onderdak verschaft. (Naar een tekst bereidwillig medegedeeld door het toeristisch en cultureel centrum van de stad Stavelot).

Villers-la-Ville bezit het privilegie, het aardrijkskundig centrum van het land te zijn. De indrukwekkende overblijfselen van de cistercienzerabdij vormen in dit genre een van de meest complete gehelen in Europa. Dit klooster, gesticht door Sint-Bernardus in 1146 en waaruit de 21ste Frimaire van het jaar V (il december 1796) de kloosterlingen werden verjaagd, verdient urenlange studie en stille overpeinzing... De stijlen die elkaar tussen de XIII en de XVIII eeuw hebben opgevolgd, laten zich gemakkelijk identificeren en vergelijken: architecturale verrassingen wachten de bezoeker om elke hoek. Elk gebouw, elke muur, elk onderdeel op zichzelf is bezienswaardig. De abdijkerk is het meest boeiende monument. Haar afmetingen zijn indrukwekkend (90 m lang, 40 m breed ter hoogte van het dwarsschip, terwijl de gewelven zich op 23 m van de grond bevinden). Van het klooster met Romaanse inslag blijven er twee paarsgewijs geplaatste ramen in de rondboog over (einde van de XII' eeuw); het herbergt een klein maar erg interessant museum waar verscheidene grafstenen en gebeeldhouwde stenen zijn samengebracht. Van op de verhevenheid waarop de kapel gelegen is, is het panorama op de ruïnes groots gebleven. (Tekst welwillend ter beschikking gesteld door de Secretaris van « Thyle-Philatelie » te Villers-la-Ville).

De Sint-Adriaansabdij van Geraardsbergen bestaat 900 jaar. Niet lang na de stichting van de stad Geraardsbergen, in 1068, greep een gebeurtenis plaats, die gedurende meer dan zeven eeuwen, het geestelijk uitzicht van de stad zou bepalen. Op verzoek van de Graaf van Vlaanderen bracht de Bisschop van Cambrai in 1081 de Abdij van de Benedictijnen van Sint-Pieter, die te Dikkelvenne gevestigd was, over naar Geraardsbergen. In het begin van de volgende eeuw, in 1110, verkreeg de abt de relikwieën van Sint-Adriaan, een martelaar uit de eerste eeuwen, waardoor de abdij weldra een druk bezocht bedevaartsoord werd. Achtenveertig abten hebben er elkaar opgevolgd tot aan de Franse omwenteling. Kerk en klooster werden in 1794 vernield, maar het statige abtenhuis uit de achttiende eeuw, het ingangsgebouw, de oude hoeve en de Sint-Janspoort, gebouwen die in 1968 werden geklasseerd, zijn ongeschonden gebleven. Nu is het domein, 12 ha groot, eigendom van de stad. Het beleefde een ware Renaissance als toeristisch centrum, met park, vis en roeivijver, restaurant, museum en sportstadion. Jaarlijks komen vele duizenden bezoekers er enkele aangename uurtjes doorbrengen. (Tekst ons welwillend toegezonden door de « Filatelieclub » van Geraardsbergen).

Beveren, dat op 1 januari 1977 fusioneerde met Doel, Kallo, Kieldrecht, Haasdonk, Melsele, Verrebroek en Vrasene om een moderne economische eenheid te vormen, is niets anders dan een bijna volledige herstelling van de domaniale Heerlijkheid « Het Land van Beveren ». – Wij zouden met Rijkhard Van Gerven kunnen zeggen: «Nieuwe wijn, in oude zakken », Deze Heerlijkheid was zeer uitgestrekt. Ook het water van de Schelde hoorde erbij en had als grens (nodig voor schippers en vissers) de visuele lijnen: noord – de toren van Hulsterlo (Nieuw-Namen) en een groepje bomen ten noorden van de molen van Ossendrecht, zuid - De kille aan de kalkoven op het Vlaams Hoofd en de « vismarkt » van Antwerpen. De grens lag niet in het midden van de stroom, noch in de vaar of stroomgeul, maar wel « tot waar het water ebt en vloed en een schip kan vlotten ». Zo kwamen de havenrechten de Heerlijkheid Beveren ten goede. De Heerlijkheid bezat ook alle rechtspraak en kon dus zelfstandig oordelen over alle misdrijven, van moord en brandstichting tot de kleine overtredingen. Zij bezat Hogere, Middelbare en Lagere Jurisdictie. En de vierscharen spraken recht, en de «Mannen van Leene van de Halle en de Casteele » oordeelden en veroordeelden tot penen, schandpaal of verbanning « uit den Lande». Zo stond de schandpaal van Beveren eerst op de Markt, later langs een belangrijke invalsweg naar de parochie. Op het einde der achttiende eeuw verdwenen de schandpalen, pronken, pilorijnen, of hoe men ze ook noemde uit het straatbeeld. Hun lot hing grotendeels af van het temperament van hen die de revolutionaire beweging hebben geleid en ging van vernieling tot gewone opruiming. Dank zij de « Orde van het Pilorijn » werd deze van Beveren terug op de « Grote Markt » opgesteld niet ver van de plaats waar hij ooit eerder stond. Niet langer als rechtssymbool en ter kastijding, maar als verfraaiing van de dorpskern en ter herinnering aan de Heerlijkheid Beveren. In het vroegere Beverse staan nog schandpalen te Vrasene, Sombeke en Lokeren. (Tekst welwillend toegezonden door de Culturele Raad van Beveren).

.

.

.

.

.

.

.