<
Belgian Art Abroad Previous
Next
Date of issue: 31th of August 1996
OBC/COB : number: 2655-2657
Created by: MVTM / P.P.G. De Schutter
Perforation: 11 1/2
Size : 28 x 38 mm
Composition of the sheets: 30
Printing Process: Screendeepprint/Heliogravure
Number of plates:
Printing Run: 2655 - 3.296.250ex ; 2656 - 6.443.250 ex ; 2657 - 2.171.250ex
Paper: P5 ( see paper Types )
2655 - 14F- St-Ivo - Rogier Van Der Weyden
2656 - 16F- Susanna Fourment - Pieter paul Rubens
2657 - 30F- Man met de tulband/ l'homme au turban- Jan Van Eyck
INFO
Belgische kunstwerken in het buitenland. THE NATIONAL GALLERY London De National Gallery werd in 1824 gesticht met de aankoop door de overheid van de omvangrijke kunstcollectie van John Julius Angerstein, een bankier van Russische oorsprong die in 1823 was gestorven. Slechts veertien jaar later, in 1838, nadat de verzameling steeds was uitgebreid met schenkingen en de voorlopige bewaarplaatsen te klein waren geworden, kreeg ze het nieuwe onderkomen aan Trafalgar Square. Hier bevindt het museum zich nog steeds. Het oorspronkelijke complex met zijn imposante neo-Palladiaanse façade was echter ook al snel te klein. De architect William Wilkins had geen rekening gehouden met de groeiende omvang van de collectie. Er werd een nieuwe vleugel opgetrokken in 1876, een verdere uitbreiding in 1887 en nog een vleugel in 1911. Ondertussen, in 1897, was de Tate Gallery geopend waarin vele Britse werken van de National Gallery werden ondergebracht. Van 1975 dateert de laatste vergroting waardoor de tentoongestelde werken meer ruimte kregen. Het unieke van de National Gallery is dat ze haar bezit heeft opgebouwd door aankopen op de vrije kunstmarkt en schenkingen van individuele personen en niet ontstond uit een koninklijke verzameling zoals de meeste grote musea ter wereld. Zo heeft ze door de jaren heen heel wat belangrijke kunst uit onze gewesten vergaard. De Vlaamse Primitieven zijn er vertegenwoordigd met topwerken van Van Eyck, Van der Weyden, Memling, Bouts, David, enz ... En ook de barokmeesters Rubens, Van Dyck en Jordaens zijn prominent aanwezig. Dit is niet verwonderlijk daar het bezoek van Rubens en Van Dyck aan Engeland een onuitwisbare indruk heeft nagelaten op de kunstenaars van het Koninkrijk. Hun invloed bleef lang doorwerken, bv. nog op het werk van Gainsborough en Reynolds.
Rogier VAN DER WEYDEN (Doornik ca. 1399 – Brussel 1464) Lezende man of St.-Ivo ? (ca. 1440) paneel 45,1 x 34,8 cm "S. YVO/ADVOCATVS: PAVPERVM", staat boven de Lezende Man van Rogier Van der Weyden. Dit opschrift is echter niet authentiek en er zijn geen duidelijke aanwijzingen op het schilderij dat het hier gaat om de Heilige Ivo, de Bretoense advocaat uit de dertiende eeuw die zijn leven wijdde aan de bescherming van de armen. Zijn kleding verwijst niet expliciet naar het gerecht of de kerk. De man lijkt echter voor het open raam, dat uitkijkt op een weids landschap, met een voor de toeschouwer onleesbare tekst in de hand, te poseren. Wanneer het hier echter om een portret zou gaan, is de presentatie ervan jaren vóór op haar tijd. Slechts 75 jaar later zou Quinten Metsys de eerste "humanistische" portretten schilderen, waarbij een persoon bij zijn dagdagelijkse bezigheden wordt getoond. Toch schrijft men het meesterwerkje algemeen toe aan Rogier Van der Weyden. De combinatie van deze gegevens doet sommigen besluiten dat toch St.-Ivo wordt afgebeeld. De National Gallery verwierf het paneel vrij recent in 1971.
Peter Paul RUBENS (Siegen 1577 – Antwerpen 1640) Susanna Fourment (Lunden), "Le Chapeau de Paille" (ca 1622/25) paneel 79 x 54 cm Omdat het model voor dit beroemde portret lange tijd onbekend was, werd het "Le Chapeau de Paille" ("Het strooien hoedje") genoemd. Deze naam is misleidend: het woord ‘paille" (stro) is misschien een verbastering van ‘poil" (vilt). Onderzoek heeft intussen uitgewezen dat hier waarschijnlijk Susanna Fourment (1599-1643) is afgebeeld, de derde dochter van een rijke Antwerpse zijde- en tapijthandelaar en de oudere zuster van Helena, die in 1630 de tweede vrouw van Rubens werd. Susanna werd vroeg weduwe en hertrouwde in 1622 met Arnold Lunden. Het paneel kan vermoedelijk hiermee in verband gebracht worden m.n. de ring die ze ostentatief aan de toeschouwer toont, doet vermoeden dat het om een verlovings- of huwelijksportret gaat. Het zou dan ook rond 1622 geschilderd zijn. Sommige oudere biografen beweerden dat Rubens een verhouding had met deze vrouw. Dit gerucht gaf zelfs aanleiding tot een gegraveerd portret waarop ze "Mademoiselle Lundens maitresse de Rubens" wordt genoemd. De National Gallery kocht het werk in 1871.
Jan VAN EYCK (Maaseik? ca. 1390 – Brugge 1441) Man met de Tulband (1433) panee133,3 x 25,8 cm Dit kleine meesterwerk van Jan Van Eyck werd meestal beschouwd als een zelfportret. Dit leidde men vooral af uit de karakteristieke blik. De man kijkt de toeschouwer strak aan alsof hij zichzelf observeert in een spiegel. We vinden deze oogopslag ook terug bij zelfportretten van andere schilders (bv. Rubens en Ensor). In een inventaris van circa 1655 van graaf Arundel komt "een portret van Jan Van Eyck van zijn hand" voor. Recent kwam echter aan het licht dat de Antwerpse kunstkenner Pieter Stevens in diezelfde verzameling een "klein portret van de Hertog van Berlaymont" had gezien dat de datum 1433 droeg. Het werk te Londen is eveneens gedateerd in dat jaar en gesigneerd op de nog originele, vergulde lijst. Bovenaan vinden we voor het eerst het bekende devies van de schilder: ‘ALS ICH C1N", waarmee Van Eyck waarschijnlijk bescheiden te kennen geeft dat hij zijn model zo gelijkend als hij kon heeft afgebeeld. Onderaan de kader staat: ‘Johannes de Eyck me fecit anno Mº CCCCº 33, 21 octobris. De National Gallery kreeg het schilderij in 1851 in haar bezit. Jan VAN EYCK (Maaseik? ca. 1390 – Brugge 1441) Man met de Tulband (1433) panee133,3 x 25,8 cm Dit kleine meesterwerk van Jan Van Eyck werd meestal beschouwd als een zelfportret. Dit leidde men vooral af uit de karakteristieke blik. De man kijkt de toeschouwer strak aan alsof hij zichzelf observeert in een spiegel. We vinden deze oogopslag ook terug bij zelfportretten van andere schilders (bv. Rubens en Ensor). In een inventaris van circa 1655 van graaf Arundel komt "een portret van Jan Van Eyck van zijn hand" voor. Recent kwam echter aan het licht dat de Antwerpse kunstkenner Pieter Stevens in diezelfde verzameling een "klein portret van de Hertog van Berlaymont" had gezien dat de datum 1433 droeg. Het werk te Londen is eveneens gedateerd in dat jaar en gesigneerd op de nog originele, vergulde lijst. Bovenaan vinden we voor het eerst het bekende devies van de schilder: ‘ALS ICH C1N", waarmee Van Eyck waarschijnlijk bescheiden te kennen geeft dat hij zijn model zo gelijkend als hij kon heeft afgebeeld. Onderaan de kader staat: ‘Johannes de Eyck me fecit anno Mº CCCCº 33, 21 octobris. De National Gallery kreeg het schilderij in 1851 in haar bezit.
.