Nature : Plants
Previous
Next
 

Date of issue: 24th of September 1994.

OBC/COB : number: 2572-2575

see also Booklet 25

Created by: Jacques Doppée / P.P.G. De Schutter

Perforation: 11 1/2
Size : 48 x 41 mm
Composition of the sheets: 4
Printing Process: Screendeepprint/Heliogravure
Number of plates: 1-2
Printing Run: 1.500.000 ex booklets
Paper: P5 ( see paper Types )

 

2572 - 16F - Caltha Palustris
2573 - 16F - Cephalanthera Damasonium
2574 - 16F - Calystegia Soldanella
2575 - 16F - Epipactis Helleborine

INFO

CALTHA PALUSTRIS L. (RANUNCULACEAE) De Dotterbloem is in de lente een van de opvallendste verschijningen in allerlei vochtige tot natte graslanden, moerassen en broekbossen, of langs de oevers van sloten, beken en rivieren van geheel België. De plant is giftig voor het vee en valt omdat ze niet wordt begraasd des te meer op. Alleen in de min of meer zilte Poldergebieden en de drogere landschappen van Haspengouw ontbreekt de Dotterbloem of is hij eerder zeldzaam. Elders gaat deze soort sterk achteruit omdat in vele valleigebieden de natte gronden beter gedraineerd worden of omdat voor de landbouw marginale terreinen een andere bestemming kregen. De grote goudgele bloemen van de Dotterbloem doen sterk denken aan die van de diverse soorten Boterbloemen. Beide plantegeslachten zijn dan ook nauw verwant. Typisch voor Dotterbloem zijn de wat opgeblazen, holle stengels die onderaan liggen en geleidelijk aan opstijgen. De planten zijn volledig kaal, de onderste bladeren staan in rozetten bijeen, zijn ongeveer nier- tot hartvormig in omtrek en hebben een licht gekartelde rand. De stengels zijn bovenaan vertakt en dragen eveneens bladeren. Het afgebeelde landschap op de achtergrond, de Scheldevallei in de omgeving van Oudenaarde, herbergt tal van plaatsen waar de Dotterbloem welig kan groeien en bloeien. Nederlandse tekst door Leo Vanhecke (Nationale Plantentuin van Belgié)

CEPHALANTHERA DAMASONIUM (MILL.) DRUCE (ORCHIDACEAE) Het Bleek bosvogeltje is voornamelijk te vinden ten zuiden van de Samber-Maasvallei, met name in de loof- en naaldbossen op kalk en in de randzones van kalkgraslanden. De soort is karakteristiek voor het orchideeënrijk beukebos op kalk. Soms worden aanzienlijke populaties gevormd, die tussen eind-mei en half-juni spectaculair bloeien. Net zoals bij de andere Bosvogeltjes is de onderlip, een speciaal vervormd kroonblad dat bij orchideeën vaak zeer sterk opvalt, zeer weinig ontwikkeld. De bloem krijgt erdoor een wat klokvormig uitzicht. Deze indruk wordt nog versterkt door de stijf opgerichte vorm van de overige kelk- en kroonbladen. De bloemen openen zich nauwelijks en bijgqvolg wordt insektenbezoek sterk bemoeilijkt zodat de bloemen voor hun bevruchting aangewezen zijn op zelf-bestuiving (de stuifmeelklompjes van een bloem komen terecht op de stempel van dezelfde bloem). Het Bleek bosvogeltje wordt thans volledig beschermd in België (Koninklijk Besluit van 16 februari 1976 houdende maatregelen ter bescherming van bepaalde inheemse wilde plantesoorten, in toepassing van de Wet op het Natuurbehoud van 12 juli 1973). Deze zeldzame soort verdween reeds uit tal van zijn groeiplaatsen in de valleien van de Maas, de Hoyoux en de Vesder. Men kan hem nog terugvinden in de valleien van de Viroin, de Hermeton, de Maas (ter hoogte van Dinant) en de Ourthe, evenals in Belgisch-Lotharingen. Franse tekst door Régine Fabri (naar D. Tyteca). Vertaling naar het Nederlands door Leo Vanhecke (Nationale Plantentuin van België'

CALYSTEGIA SOLDANELLA (L.) R. BROWN (CONVOLVULACEAE) De Zeewinde is een plant met uitgesproken maritieme verspreiding: ze komt enkel voor langs de kust, meer bepaald in de blonde duinen van de zeereep. Meestal treft men de Zeewinde aan als ondergroei van Helmgrasbegroeiingen. In België is Zeewinde zowat over de gehele lengte van de kust hier en daar te vinden. Zeewinde is een zeer karakteristieke plant die alleen al omwille van zijn groei-plaats met geen enkele andere kan verward worden. De trechtervormige bloemen lijken goed op die van de Akkerwinde en de Haagwinde, twee veel algemener vertegenwoordigers van dezelfde Windefamilie, maar zijn doorgaans iets donkerder roze-lila dan bij de Akkerwinde en zijn voorts gekenmerkt door vijf witte strepen die samen een stervormige figuur vormen. Typisch zijn voorts de bladeren: min of meer niervormig, glanzend donkergroen en vaak iets vlezig (bij de andere genoemde soorten dofgroen en pijlvormig). Zeewinde wordt integraal beschermd (alle delen van de plant). Tot nu toe lijkt de soort goed stand te houden, tenminste binnen de resterende duingebieden. Nederlandse tekst door Leo Vanhecke (Nationale Plantentuin van België)

EPIPACTIS HELLEBORINE (L.) CRANTZ (ORCHIDACEAE) De minst zeldzame van onze inheemse orchideeën bloeit in het midden van de zomer. Hij groeit in een grote verscheidenheid aan biotopen, maar vooral in en langs loofbossen, in aanplantingen van naaldbossen en van populieren, in aller-lei open bossen, graslanden, enz., soms zelfs in weilanden en moerassen. De plant vertoont inderdaad weinig of geen voorkeur met betrekking tot het bodemtype. Ze komt voor tot in het hart van grote agglomeraties (parken). Nochtans is het niet zo dat de Brede wespenorchis echt talrijk voorkomt: de plant is zowat overal doorheen geheel België te vinden, maar zelden of nooit met grote aantallen. Net als de andere inheemse orchideeën geniet hij daarom wettelijke bescherming: het is verboden om de plant uit te steken. Overigens is daar weinig reden toe omwille van zijn weinig spectaculaire bloei in sobere kleuren (groenachtige bloemen met roze tot violet-paarse schakeringen). Franse tekst door Régine Fabri (naar O. Tyteca) Vertaling naar het Nederlands door Leo Vanhecke (Nationale Plantentuin van België)

.