Culture : Belgian Film Previous
Next
Date of issue: 26 of October 1991.
OBC/COB : number: 2432-2434
Created by: Désiré Roegiest / P.P.G. De Schutter
Perforation: 11 1/2
Size card : 37 x 24 mm
Composition of the sheets: 30
Printing Process: Screendeepprint/
Number of plates: 1-2
Printing Run: 2432 - 440.424ex ; 2433 - 441.540ex ; 435.723 ex
Paper: 2432 -P6 ; 2433-2434 - P5 ( see paper Types )2432 - 10F+2F - Charles Dekeukeleire
2433 - 14F+3F - Jacques Ledoux
2434 - 25F+6F - Jacques Feyder
INFO
Charles Dekeukeleire werd geboren te Elsene in 1905. Reeds in 1924 schreef hij in het Franse magazine Cinéa een filmkritiek over «La belle Nivernaise» van Jean Epstein. Ook «7 Arts» in Brussel en "De Driehoek" in Antwerpen zullen hun kolommen voor hem openstellen. Hij gaat dan medewerken aan een half dozijn publicaties, wordt recensent bij het Brussels dagblad « Dernières Nouvelles » en verzorgt een kroniek in de nieuwsberichten van de «Nationale Radio Omroep» te Brussel. In 1927, hij is dan 22 jaar, realiseert hij zijn eerste film «Combat de boxe». Daarna volgt een reeks korte films, louter stilistisch experimenteel, doordrongen van de ideologie van de sovjetfilmschool met een vleugje esthetisch surrealisme afkomstig van de Franse avant-garde. Met «Flammes blanches», gerealiseerd in 1930, wordt deze periode definitief afgesloten. Van 1932 tot 1934 is Charles Dekeukeleire officieel Belgisch correspondent voor het filmblad France-Actualités. Na 1937 geeft hij les in filmtechnieken te Brussel en Amsterdam. Gedurende een hele tijd geeft hij een reeks conferenties in België, Frankrijk, Nederland en Zweden en realiseert een merkwaardig aantal documentaire reportages, onder meer «Au pays de Tijl Uilenspiegel», «Visions de Lourdes» en «Le Fondateur». Hij tracht zijn onderwerp hoofdzakelijk visueel weer te geven, waarbij hij de aanvechtbare aspecten van sommige feiten in het licht stelt; een krachtige en strakke montage zijn voor hem steeds van overwegend belang. Volgt dan de langste periode van zijn loopbaan, die van de officiële bestellingen voor toerisme, architectuur, handel en nijverheid. In 1956 verlaat hij de studio's die hij te Waterloo gevestigd had. Voortaan zal hij nog slechts uitzendingen realiseren voor de Vlaamse televisie, zoals «Poëzie in 625 lijnen». Charles Dekeukeleire stierf in 1971. Hij had meer dan 80 films gemaakt, vooral korte films. Tussen 1958 en 1962 had hij een 200-tal uitzendingen voor de Belgische en Franse televisie verzorgd. Naar een tekst van Désiré Roegiest.
Jacques Ledoux werd geboren te Warschau in 1921. Van in zijn prilste jeugd was hij een fervent filmliefhebber. In 194l sluit hij zich aan bij het Koninklijk Filmarchief, dat in 1938 was gesticht door Pierre Vermeilen, Henri Storck en André Thirifays. Hij schenkt het een kopie van de film «Nanook of the North», die hij tijdens de oorlog had ontdekt in de hanebalken van de abdij van Maredsous. Door zijn dynamisme levert hij een belangrijke bijdrage tot de ontwikkeling van het Koninklijk Filmarchief, dat onder zijn leiding zal uitgroeien tot één der belangrijkste ter wereld. Niet alleen legt hij er zich op toe de verzamelingen uit te breiden, maar in 1950 begint hij ook met de installatie van een airconditioning, om de nitraatfilms in ideale omstandigheden te kunnen bewaren. Sedert 1949 organiseert het Koninklijk Filmarchief in Knokke-Zoute de vermaarde «Competitie van Experimentele Film», waarin regisseur zoals Roman Polanski en Martin Scorsese werden ontdekt. In 1958 organiseert Jacques Ledoux in het kader van de Wereldtentoonstelling de «Confrontatie van de Beste Films van Alle Tijden», de keuze van 12 titels die toen werd gemaakt is nog steeds toonaangevend. In 1961 wordt hij aangesteld als Secretaris-generaal van de «Fédération Internationale des Archives du Film», een post die hij tot in 1977 zal bekleden. In 1962 start Jacques Ledoux het Filmmuseum op, met als hoofdbedoeling een ruim publiek te laten kennismaken met de verzamelingen van het Koninklijk Filmarchie In 1982 komt er een tweede zaal bij die uitsluitend dient om stomme films te projecteren met pianobegeleiding. Ook is hij de initiatiefnemer van twee wereldvermaarde festivals die in het kader van het filmmuseum worden georganiseerd, de «Age d'Or-prijs» en « Filmvondsten ». Hoewel intensief bezig met filmprojectie zal hij toch nooit uit het oog verliezen wat zijn voornaamste bekommernis blijft : het bewaren van films. Een van zijn laatste verwezenlijkingen op dit gebied zal de uitrusting zijn van speciale opslagplaatsen om kleurenfilms langdurig te kunnen bewaren. Als vriend en mentor van de grootste cineasten, Van Godard tot Oshima, van Truffaud tot Greenaway wordt Jacques Ledoux gerespecteerd door alle filmprofessionelen uit de hele wereld, die in hem steeds een enthousiast en aandachtig luisteraar vinden. Zijn voorbeeldige loopbaan zal in 1988 haar bekroning vinden in de toekenning van de fel begeerde «Erasmusprijs», die vóór hem slech één enkele keer aan iemand uit de filmwereld werd toegekend, tegelijkertijd aan Charlie Chaplin en aan Ingmar Bergman. Toen Jacques Ledoux op 6 juni 1988 overleed liet hij ons een werk van uitzonderlijke waarde na. Naar een tekst van het Koninklijk Filmarchief
Jacques Feyder – zijn werkelijke naam is Jacques Frederickx – werd in 1885 te Elsene, toen een voorstad van Brussel, geboren. Na zich eerst aan de toneelkunst te hebben gewaagd, krijgt hij al snel belangstelling voor de film en na enkele korte films wordt hij in 1914 bij Gaumont, assistent van Gaston Ravel. Tijdens de Eerste Wereldoorlog strijdt hij mee in de rangen van Belgisch leger, waarna hij in 1919 zijn cinematografische activeiten hervat. Dank zij «L'Atlantide», verfilmd met medewerking van Jean Angelo, gaat hij vlug tot de beste filmregisseurs behoren. Van 1925 tot 1928 draait hij een reeks films van onberispelijke kwaliteit. Zijn filmkunst getuigt van doorzettingsvermogen, degelijkheid en is goed op het thema afgestemd. «Crainquebille» blijk van een ongelooflijke visuele virtuositeit; de camera-effecten compenseren het ontbreken van geluid en zijn zeer goed aangepast aan het behandelde onderwerp. Een treffende eenvoud van expressie kenmerkt «Visages d'enfants» en «Gribiche». Met een gewilde filosofische traagheid regisseert hij «L'Image» (zijn lievelingsfilm); in «Nouveaux messieurs» weet hij een lichte en levendige humor te brengen; «Thérèse Raquin» realiseert hij mi nodige nadrukkelijke logheid, om zo de troebele sfeer uit de roman Zola op te roepen. Dan verfilmt hij in de Verenigde Staten «Le Baiser» met Greta Garbo, maar de techniek en de rationalisering van de Hollywoodprocédés passen weinig bij zijn creatieve aard. In 1930 brengt hij zijn eerste geluidsfilm uit : «Le Spectre vert» André Luguet. Een jaar later is «Si l'Empereur savait ça» aan de beurt waarin ook zijn echtgenote Françoise Rosay meespeelt. Alweer in Amerika neemt hij «Le Fils du Rajah» op met Ramon Navarro en voor «Anne Christie» haalt hij nogmaals Greta Garbo voor de camera. Daarna volgen een aantal markante fllms : « Le grand jeu» waarin op originele wijze het «doubleren» aanwendt en Marie Bell in een dubbelrol twee verschillende stemmen krijgt; «Pension Mimosa», «Les gens du voyage», «Jenny» en de onvergetelijke «La Kermesse héroïque » die hem de gelegenheid biedt een heel knappe en luisterrijke mise-en-scène uit te werken. In 1928 werd Feyder tot Fransman genaturaliseerd. Hij verliet Frankrijk in 1941, nadat hij met Françoise Rosay «Une femme disparait» had verfilmd. In 1945 ging hij zich vestigen te Genève, waar hij in het Stedelijk Conservatorium een cursus «Film-Radio» oprichtte. Jacques Feyder overleed in 1948 in het kanton Vaud. Naar een tekst van Désiré Roegiest.
.