Europe : History.
Previous
Next
 
Home

Date of issue: 1st of May 1982.

OBC/COB numbers: 2048-2049

 

Created by: Design : Herbert Binneweg / Gravure : Jean de Vos - Henri Decuyper

Perforation: 11 1/2
Size: 35 mm x 24 mm
Composition of the sheets: 30
Printing Process: Combined steel and Screen deepprint ;
Number of plates: 1-2 - 3 - 4 - 5 - 6
Printing Run: 2048 - 10.000.000ex ; 2049 - 3.000.000ex
Paper: P5 ( see paper Types )

2048 -10F - " universal right to vote : one man , one vote"
2049 -17F - " Tolerantie edict" of Jozef II

INFO

Het algemeen stemrecht kan het best worden omschreven met het spreekwoord: « Een man, een stem ». Het werd na een lange evolutie in haast alle democratische staten ingevoerd in de loop van de XIXe eeuw en tijdens de eerste jaren van de XXe eeuw. Het stemrecht kan als algemeen worden bestempeld wanneer de burgers op gelijke voet hun vertegenwoordiger kunnen kiezen en wanneer geen van hen à priori van de stemming wordt uitgesloten door het bestaan van voorwaarden die van aard zijn aanleiding te geven tot het ontstaan van bevoorrechte politieke kasten. « Algemeen » betekent echter niet dat de uitoefening van het stemrecht niet afhankelijk kan worden gemaakt van een bepaald aantal objectieve voorwaarden, o.m. inzake nationaliteit en leeftijd. Artikel 47 van onze Grondwet legt die beginselen vast in de volgende bewoordingen: « De afgevaardigden voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers worden rechtstreeks gekozen door de ingezetenen van volle achttien jaar die sedert ten minste zes maanden woonachtig zijn in dezelfde gemeente en zich niet bevinden in een der gevallen van uitsluiting bij de wet voorzien ». Deze bepaling die eveneens van toepassing is voor de rechtstreeks te kiezen senatoren, stelt ook dat « elke kiezer slechts recht heeft op een stem ». Het enkelvoudig algemeen stemrecht – hoewel nog steeds beperkt tot de mannen – werd in ons land ingevoerd bij de grondwetsherziening van 1921. Tot in 1893 kende ons land het cijnsstelsel: alleen de burgers die een bepaald belastingsbedrag betaalden, hadden stemrecht. Luidens de oorspronkelijke versie van artikel 47 van de Grondwet kon de wetgever de kiescijns op minimum 20 gulden en maximum 100 gulden vaststellen. De wet van 5 maart 1831 had trouwens een verschillende cijns volgens de landsgebieden vastgesteld. Bij de wet van 12 maart 1848 werd de cijns eenvormig op 20 gulden bepaald. Bij de herziening van de Grondwet in 1893 werd ten minste een stem aan ieder burger toegekend; tezelfdertijd werd het meervoudig stemrecht ingevoerd dat bestond in het verlenen van een tweede of een derde stem aan sommige kiezers op grond van hun vermogen, van hun gezinstoestand of van hun beroep. Aldus werd o.m. een tweede stem toegekend aan het gezinshoofd van 35 jaar dat 5 fr. grondbelasting betaalde. Deze vorm van algemeen stemrecht, gepaard gaande met meervoudig en capaciteitsstemrecht, moest in 1921 de plaats ruimen voor het enkelvoudig algemeen stemrecht dat wij thans kennen. Zoals tevoren gezegd was het voorlopig voor de mannen voorbehouden. Nog haast dertig jaar moest worden gewacht op de volledige verwezenlijking van die democratische hervorming: bij de wet van 27 maart 1948 werd het stemrecht voor de wetgevende kamers tot de vrouwen uitgebreid en bij de wet van 24 maart 1949 tot de vrouwen van vreemde afkomst die door huwelijk Belg zijn geworden. (Tekst ons welwillend medegedeeld door het Nationaal Algemeen Bestuur van het Ministerie van Binnenlandse Zaken.)

Met het « Toleranzpatent », gegeven te Wenen op 13 Oktober 1781, decreteert Jozef II een reeks maatregelen ten gunste van de religieuze minderheden in de Habsburgse erflanden. Aanleiding daartoe zijn humanitaire, godsdienstige, politieke en economische motieven. In de Oostenrijkse Nederlanden wordt een door graaf v. Neny (voorzitter van de Geheime Raad) herziene tekst op 12 November door de Gouverneurs-generaal Maria-Christina en Albert bekendgemaakt aan de geestelijke en burgerlijke overheden. Protestanten verkrijgen voortaan het recht op private erediensten. Ze mogen niet langer gedwongen worden tot enige godsdienstpraktijk die met hun overtuiging in strijd zou zijn. Toegang tot alle openbare ambten wordt hun verleend volgens criteria van bekwaamheid en zedelijk gedrag. Het wordt hun mogelijk, universitaire diploma's te behalen. Materieel gesproken betreffen deze beschikkingen slechts een beperkt aantal personen: enkele plaatselijke gemeenschappen die de dwangmaatregelen overleefd hebben en buitenlanders die de bescherming van een privilege genieten. De werkelijke betekenis van het Edict ligt niet hierin besloten maar eerder in het vervangen van een stilzwijgende, willekeurige en precaire tolerantie door een echt wettelijk statuut. Ofschoon zijn inhoud beperkt was, betekende het Brussels Edict niettemin een beslissende stap naar ons modern pluralisme door de bekrachtiging van – zoals het in de considerans luidt – « een burgerlijke tolerantie die, de geloofsoverwegingen terzijde latend, de mens uitsluitend als staatsburger wil beoordelen ». (Tekst welwillend medegedeeld door de professor Roland Crahay, van de Staatsuniversiteit te Bergen.)

 

.

.

.

.

.

.

.