Historical issue II . Previous
Next
Date of issue: 22th of June 1974.
OBC/COB numbers: 1718-1722
Created by: Paul Verheyden/ Leon Janssens / Henri De cuyper / Constant Spinoy / Charles Leclercqz
Perforation: 11 1/2
Size: 24 mm x 37 mm ;1711 35 x 52 mm
Composition of the sheets: 1718/1719/1720/1721 - 30 ; 1722 -25
Printing Process: Combined Steel and Screendeepprint
Number of plates: 1718/1719/1722 - 1-2-3-4 ; 1720-1721 - 1-2-3-4-5-6
Printing Run: - 1718 - 7.000.000ex ; 1719 - 5.500.000 ex ; 1720 - 10.000.000ex ; 1721 - 3.500.000ex ; 1722 - 3.500.000ex
Paper: 1718 -P2 ; 1719/1720/1721/1722- P3 ( see paper Types )1718 - 3F - Planetarium Laken
1719 - 4F - Big Place
1720 - 5F - Abay O.L.V Van Soleilmont
1721 - 7F - Royal Soeverien Chamber of Retorika
1722 - 10F - Belfort of Brugge
INFO
Het Planetarium dat op de Heizelvlakte te Laken is opgetrokken is een van de dertig grootste planetariums ter wereld. Naast een ronde projektiezaal van 25 m diameter met een capaciteit van 350 plaatsen, omvat het gebouw nog een conferentiezaal, een cafetaria, een vergaderzaal, kantoren en allerhande bijlokalen. Het Planetarium heeft drie essentiële functies: toeristische attractie, instituut voor volksopleiding en onderwijsinstelling. Voor heel wat leken is een bezoek aan het Planetarium een enige gelegenheid om de schittering en de praal van het firmament te bewonderen en het mechanisme van zijn bewegingen te beleven. Velen vinden hier steeds nieuwe interessepunten. In een tijdperk waarin iedereen over meer vrije tijd beschikt ingevolge de sociaal-economische evolutie past het, wat de volksopleiding betreft, de nadruk te leggen op het belang van een actieve vrijetijdsbesteding. Hierbij kan het Planetarium een belangrijke rol spelen, hoofdzakelijk omdat het hier gaat om takken van de wetenschap – astronomie en ruimtevaart – waarvan enkel de ingewijden juiste begrippen hebben. Op het vlak van het onderwijs zijn de diensten die het Planetarium te bieden heeft tweeërlei. Het stelt het middelbaar onderwijs in de gelegenheid op merkwaardige wijze de lessen over de kennis van het heelal te illustreren en ze door een trouwe weergave van de werkelijkheid voor iedereen begrijpelijk te maken. Het universitair onderwijs vindt er nuttige toepassingen voor de uitleg van soms zeer complexe verschijnselen die behandeld worden in de cursussen over sferische astronomie, mechanica van de ruimte en astronautiek. Wat de geboden mogelijkheden betreft dient erop gewezen dat de toepassing van diverse optische technieken toelaat in het Planetarium een kunstmatig heelal te scheppen. Men kan er gelijktijdig het noordelijk en het zuidelijk halfrond, de bewegingen van zon, maan, kometen en planeten, alsmede hun op- en ondergaan in het verleden, het heden en in de toekomst, projecteren. Bovendien kan de projector met veranderlijke snelheid bediend worden, zodat het mogelijk is de traagste verschijnselen in een kortere periode weer te geven. Tenslotte wordt algemeen aanvaard dat op het vlak van de ruimte de mogelijkheden van het Planetarium praktisch onuitputtelijk zijn. .
Midden op de Grote Markt van Kasteelbrakel staat de Schandpaal, een merkwaardig overblijfsel uit het verleden. Dit monument van het feodaal gerecht, uit arduin vervaardigd, werd in 1521 opgericht door Maximiliaan van Hoorne, kamerheer van Keizer Karel. Hij werd gebruikt voor de voltrekking van de vonnissen uitgesproken in naam van de gerechtsheren: op de marktdagen werden er de tot de schandpaal veroordeelden en degenen die zich hadden schuldig gemaakt aan lichte misdrijven vastgebonden en aan de volkswoede overgeleverd. Dit bouwwerk bestaat uit een cilindervormige zuil met zeshoekige voet en rust op een hexagonaal voetstuk met vier treden. De zuil is sierlijk omlijst met zes ijzeren staven. Het kapiteel is bekroond met een lantaarn bestaande uit zes zuiltjes aan de top onderling verbonden door korfbogen in klavervorm. Aan de top van de zuil, die de lantaarn draagt, is het wapenschild van Hoorne gebeeldhouwd en een wimpel rond het kapiteel draagt als opschrift: "Maximilien de Hornes, seigneur de Gaesbeek, chevalier de I'Ordre de I'Empereur, 1521 " (" Maximiliaan van Hoorne, heer van Gaasbeek, ridder in de Keizerlijke Orde, 1521 "). Meermaals liep dit monument gevaar vernield te worden; eerst in 1794 ten tijde van de Franse Revolutie en later bij de aanleg van de steenweg naar Tubeke in 1838. Telkens hebben de inwoners zich echter heftig verzet tegen deze vernieling. Nu is het monument terecht geklasseerd door de Koninklijke Commissie voor monumenten en landschappen.
Achter de beschutting van deze door de tand des tijds verweerde, gebarsten en door de brand van 25 december 1963 verkoolde muren, leefde eeuwenlang een gemeenschap van zusters die hun leven in gebed en handenarbeid doorbrachten. Reeds in 1185 werd deze gemeenschap in een officiële akte vermeld. Boudewijn van Courtenay, graaf van Namen en keizer van Konstantinopel, bekrachtigde op 11 juli 1237 de schenking gedaan door zijn moeder Johanna, gravin van Vlaanderen en Henegouwen. Deze schenking bestond uit een visvijver, een bunder weiland en een molen aan het klooster van de Dames van Soleilmont. Hetzelfde jaar werd het huis met zijn bewoonsters opgenomen in de Orde van Citeaux en onder voogdij geplaatst van de Abdij van Aulne. De Abdij, gelegen op enkele kilometers van Charleroi, aan de voet van de stad Fleurus, heeft met de naburige gewesten alle wisselvalligheden gedeeld van de oorlogen en van de kwalen waaronder de plaatselijke bevolking te lijden had: in 1579 - verwoesting tijdens de onlusten naar aanleiding van de opstand tegen Spanje; in 1635 - schade aangericht door de Fransen en pest in het land; in 1690 en 1794 - veldslagen van Fleurus. De kloosterzusters werden verjaagd onder de Franse Revolutie. Vijf jaar lang vonden ze hun toevlucht te Farciennes, maar in 1802 kwamen ze, van alles beroofd, als huursters terug. Weldra was hun aantal tot vier geslonken. Niettegenstaande dat werden in 1837 de gebouwen teruggekocht en werd een kostschool geopend die bleef bestaan tot de oorlog 1914-1918. In 1919 kregen ze opnieuw de toelating hun cistercienzerinnenleven te hervatten en in 1922 werden ze terug opgenomen in de orde van Citeaux. In 1950 zonden ze dertien kloosterzusters uit om de Abdij O.L.V. van Nazareth te Brecht te stichten. Op Kerstmis 1963 werden de zusters eens te meer getroffen door een ramp: de brand van de gebouwen. Sinds 1973 strekt een nieuw klooster zich uit, op enige afstand van het oude, en het is in een vernieuwd kader dat de Abdij van Soleilmont haar bestaan van armoede, van verdeling, van zoeken naar God, zal voortzetten. Zij die in de omgeving wonen, komen naar Soleilmont om er te bidden tot O.L.V. van Rome en elk jaar, de laatste zondag van augustus, wordt dit beeld van O.L.V., die hen in 1635 van de pest genas, in processie rondgedragen in de "Marche de la Grande Terre" van Chatelineau. Een relikwie van de Heilige Nagel, waarvan een deeltje aan de Aartshertogen Albrecht en Isabella werd geschonken, wordt eveneens vereerd door de bedevaarders.
De Koninklijke Soevereine Hoofdkamer van Retorika "De Fonteine" werd door de Gentse stadsmagistraat erkend op 9 december 1448. Haar blazoen stelde namelijk een fontein voor, symbool van de H. Drievuldigheid, de "patroon" van de Kamer. Haar devies luidde: Alst past bi apetite. In haar hoedanigheid van hoofdkamer heeft ze, zowel in de 16' als in de 18' eeuw, verschillende Kamers "geconfirmeerd ". In 1539 richtte ze een groot rederijkersfeest in waarvan de producten – spelen van zinne en refreinen – nog hetzelfde jaar werden gedrukt en weldra verboden wegens hun ketterse neigingen. Daarna schijnt "De Fonteine" in verval te zijn geraakt, maar de 1W eeuw bracht een betrekkelijke herleving. Na een onderbreking in het derde kwart van de eeuw werd ze in 1787 opnieuw ingericht en werden haar statuten als Soevereine Kamer hernieuwd. In 1819 werd ze "Koninklijke Maatschappij ". Een jaar na de door haar ingerichte toneelprijskamp van 1841 werd Jan Frans Willems haar voorzitter en bleef dit tot aan zijn overlijden in 1846. De beslissing van de Gentse gemeenteraad enkel nog het officieel toneel te subsidiëren (1871) bracht aan haar toneelactiviteit een slag toe die ze nooit volledig te boven is gekomen. Na 1930 heeft "De Fonteine" onder impuls van haar hoofdman Dr. H. van Overbeke, haar rol van Soevereine Hoofdkamer opnieuw opgenomen en ernaar gestreefd de rederijkerstraditie in Vlaams-Belgie levendig te houden door het wederoprichten van rederijkerskamers. Sedert 1943 geeft ze een Jaarboek uit dat aan de geschiedenis van de rederijkers en het toneel is gewijd.
Het Belfort en de Halle vormen samen het voornaamste middeleeuws architecturaal pronkstuk van Brugge. Van de eerste bescheiden bouw, ca. 1240, waar de stadsmagistraat (schepenkamer) vergaderde, werd de houten toren in 1280 door brand vernield, waarbij het archief in de tresoriekamer verloren ging. Onmiddellijk daarna werd een stenen belfort (d.i. stadstoren) opgetrokken, dat omstreeks 1300 klaar kwam. Gelijktijdig ontstond ook de halle. Beide constructies, die een geheel vormen, werden later uitgebreid en gewijzigd. De tweede vierkante verdieping van het belfort, evenals de hoektorentjes, dagtekenen uit de 14' eeuw, de lantaarn (de bovenste achtzijdige en opengewerkte verdieping, bekleed met zandsteen) ontstond in 1483-87. De stenen kroonlijst aan de top vervangt de houten spits, die tweemaal (1493 en 1741) afbrandde. De 83 m hoge toren (die onlangs in 1965-1972 gerestaureerd werd) helt 1,19 m naar links over, wat hij al vier eeuwen doet. Boven de toegangspoort bevindt zich een balkon, van waarop de stedelijke overheid van de 14' tot de 18' eeuw, de wetten en voorschriften verkondigde aan het volk, dat door de grote belfortklok werd opgeroepen. Die oude ordonnanties worden daarom hallegeboden genoemd. De gelijkvloerse zalen van de halle deden in de Middeleeuwen als marktplaats dienst. De met vlaggen behangen zalen van de verdieping worden thans gebruikt voor feestelijke aangelegenheden. Het belfort zelf bevat de tresoriekamer, waar de keuren bewaard werden in koffers met zeven sloten, die op hun beurt achter de dubbele smeedijzeren hekken in de muurnissen geborgen werden. Ook de zegeklok is te zien: een 12.295 pond zware klok in 1680 gegoten door M. De Haze. Verder de machinekamer, waar het uurwerkmechanisme (1748, A. De Hondt) staat, alsmede de koperen trommel (9 ton) voor de rammel (mechanisch beiaardspel) en voorts de beiaardkamer met klavier. Weinig treden hoger het terras met het weidse uitzicht op Brugge en de Vlaamse vlakte. Bovenaan hangen en zinderen de 47 klokken van de beiaard (27.000 kg) die in 1748 werd gemaakt en in 1939 werd aangevuld om bijna vier akkoorden te vormen. Hij vervangt de drie voorgaande klokkenspellen (resp. 1528, 1603-31, 1673). De 21 kleinere klokjes werden in 1968-69 hergoten.
.
.
.
.
.