August Vermeylen.
Previous
Next
Date of issue: 25th of March 1972.
OBC/COB number: 1620
Created by: Isidoor Opsomer/ J.Malvaux
Perforation: 11 1/2
Size: 24.5 x 35.4mm
Composition of the sheets: 30
Printing Process: Screendeepprint
Number of plates: 1-2-3-4
Printing Run: 3.500.000ex
Paper: P3 ( see paper Types )1620 - 2F50 -Writer
INFO
August Vermeylen werd op 12 mei 1872 als jongste van zes kinderen in een Brusselse Volkswijk geboren. Zijn ouders waren van Vlaamse afkomst. Zijn vader, die behalve het huiselijk dialect soms ook graag Frans met zijn kinderen praatte, overleed toen August zestien jaar was. Moeder was zeer vroom, maar kon niet verhinderen dat August, als adolescent, zich van het katholiek geloof afwendde. In 1890 is hij student aan de Brusselse universiteit, waar hij zijn schoolvriend uit de atheneumjaren, Lodewijk de Raet, terugvindt, en kennis maakt met Louis Franck en andere promotors van de Vlaamse taal en letterkunde. Hij sluit ook vriendschap met Jacques Dwelshauwers (pseudoniem Mesnil), die model staat in zijn later boek Twee Vrienden. In 1889 had Vermeylen reeds een eerste tijdschrift opgericht: Jong Vlaanderen, waarin hij de nieuwe kunst aankondigt. Pas aan de universiteit, sticht hij het tijdschrift: Ons Toneel. Met Van Langendonck, Buysse en De Bom sticht hij in 1893 het tijdschrift Van Nu en Straks, dat een tiental nummers beleefde. Vermeylen promoveert in 1894 op een Frans proefschrift over het Twaalfjarig Bestand, waarna hij naar het buitenland vertrekt (Berlijn, Wenen) om zijn wetenschappelijke vorming te voltooien, inzonderheid de kunstgeschiedenis. Terug in 1895, bezorgt hij een Nieuwe Reeks Van Nu en Straks (1896-1901) waaraan o.a. Teirlinck, Van de Woestijne, Sabbe en Streuvels meewerken. In 1896 verscheen: Eene Jeugd, dat een verhelderend licht werpt op zijn latere twee boeken: De Wandelende Jood (1906) en het reeds genoemde Twee Vrienden (1943). In Verrewinkel leert hij Gabrielle Brouhon kennen. Uit het huwelijk (1897) worden twee kinderen geboren, een dochter en een zoon Pierre, de latere minister. In 1899 verkrijgt hij een speciaal doctoraat in de faculteit Letteren en Wijsbegeerte voor zijn kritisch werk: Leven en werken van Jonker Jan Van der Noot. Op 29-jarige leeftijd wordt hem de leerstoel voor kunstgeschiedenis aan de Brusselse universiteit aangeboden. In 1902 wordt hij bovendien belast met de cursus in de geschiedenis van de Nederlandse letterkunde. Intussen is hij lid geworden van de Koninklijke Vlaamse Academie (1919). Hij verlaat Brussel in 1923 om docent te worden aan de Gentse universiteit. Belangrijke bijdragen verschenen in Verzamelde Opstellen (I en II) resp. uitgegeven in 1904 en 1905, later heruitgegeven in 1922 en '24. Tijdens de eerste wereldoorlog neemt hij stelling tegen zijn activistische vrienden, maar zoekt weer alle Vlamingen te verenigen als de vrede weerkeert. Hij pleit voor de vervlaamsing van Gent, en wanneer zulks in 1930 werkelijkheid wordt, wordt Ver-meylen de eerste rector voor de periode 1930-1933. Intussen is hij in 1921 socialistisch gecoöpteerd senator geworden. Vermelding dient voorzeker ook zijn Geschiedenis der Europese Plastiek en Schilderkunst (latere titel: van de Catacomben tot Greco) en zijn Geschiedenis der Vlaamse Letterkunde van Gezelle tot Timmermans (later bewerkt tot De Vlaamse Letteren van Gezelle tot heden). In 1937 wordt hem het doctoraat h.c. van de Amsterdamse universiteit verleend. in 1940 moet Vermeylen elke activiteit stopzetten op bevel van de Duitse bezetter. Met Teirlinck bereidt hij de uitgave van het zoveelste tijdschrift voor: Diogenes. Op het ogenblik dat hij de laatste hand legt aan het artikel De Taak, bestemd voor het eerste nummer, wordt hij op 10 januari 1945 door een fatale hartaanval getroffen. Het tijdschrift werd herdoopt tot Nieuw Vlaams Tijdschrift, onder hoofdredactie van Teirlinck-1. Vermeylens grote zorg was de verruiming van de Vlaamse gedachte tot het plan van het internationaal geestelijk leven. Steeds heeft hij ook gewezen op het verband tussen culturele ontwikkeling en sociaal-economische ontvoogding.