H.M. King Leopold I type "Epauletten".
Next
Date of issue: 1st of July of 1849.
OBC/COB numbers: 1-2A
Designs : Charles Baugniet (1814-1886) Composition : Jacques Wiener (1815-1899) Painting : : Lievin de Winne Engraving : : John Henri Robinson (1796-1871) Denomination : 10 cent ; 20 cent ; Perforation : none Size Stamp : 19,5 x 23mm Size 'beeld' : 18 x 22 mm Composition of the sheets : 2 panels of 100 (10 x 10) Printing Process : Line-engraved bookprinting Number of plates : 1 -I ; 2 - i-II Printing Run : 5.250.000 ex Out of use : 01/07/1866 Paper :H1 - Hand made Paper Watermark : 2 weaved capitals "L" in frame 1 - 10c - Brown
2 - 20c - Blue (pl I)
2A - 20c - Blue (pl II)
Watermark : 2 weaved Capitals "L" in frame
INFO
Leopold I. Watermerk: twee ineengevlochten hoofdletters 'L' in kader. Het watermerk staat niet altijd centraal Op 6 mei 1840 zagen de eerste postzegels in Engeland het dankzij de volharding van Rowland Hill, wiens familienaam legendarisch is geworden. De Belgische Post stuurde een inspecteur, Louis Bronne, naar onze buren om deze nieuwe betalingswijze te bestuderen. Hij beval dan ook aan een lagere uniforme taks te innen, de post dagelijks te bestellen - daadwerkelijk in 1841 - en de postdiensten te reorganiseren om het hoofd te bieden aan de constante toename van het opgehaalde, vervoerde en uitgereikte volume post. Zijn eerste voorstel deed echter vrezen dat de financiële verliezen te hoog zouden oplopen en daarom werd de invoering uitgesteld. Niettemin drongen de handelaars erop aan dat het geheel van de post minder, maar vooral op uniforme wijze zou worden belast. Na veel interventies in het parlement werd de wet op 24 december 1847 gestemd. Artikel 4 van deze wet voorziet in het gebruik van postzegels op zendingen, Dit was het begin van een noodzakelijke hervorming om de handel en industrie te stimuleren, maar ook om mensen van bescheiden rang in staat te stellen te corresponderen met hun familie. Deze belangrijke tariefhervorming van 1 juli 1849 - publicatiedatum van het koninklijk besluit dat de wijze van uitvoering van de wet van 24 december 1847 bepaalt - verduisterde enigszins de geboorte van de postzegel. Deze hervorming was gebaseerd op twee hoofdmaatregelen: - de vereenvoudiging van de frankeerkosten voor brieven: twee afstands- en gewichtsschalen werden gebruikt voor de berekening: 10 centime als de afstand tussen het kantoor van herkomst en bestemming niet meer dan 30 km bedroeg en 20 centime voor alle andere afstanden in het land. Deze tarieven bleven geldig tot in 1919. - de invoering van de frankering vooraf, met als logisch gevolg de invoering van postzegels. Voordien werd het briefport voldaan door de geadresseerde. Het gebruik van postzegels stimuleerde het postverkeer. In 1839 haalde het Belgische postbestuur slechts 7.037.443 brieven op, of minder dan 2 per persoon.Twee jaar na de hervorming, telde men 9 miljoen brieven en in 1860 werden 17,5 miljoen brieven verstuurd. Uiteraard is dit niet te vergelijken met de 3 miljard stuks die in 1998 werden uitgereikt. De vervaardiging van deze twee postzegels werd georganiseerd door Jacob Wiener (1815-1899), een gedreven graveur afkomstig uit het Rijnland die bekendheid verwierf door zijn vaardigheid in het graveren van medailles. Het was echter een medewerker van de Engelse firma Perkins & Bacon, Robinson, diepdrukgraveur van boekillustraties en portretten, die de moederplaat heeft gegraveerd en de destijds zeer in trek zijnde schilder van Brusselse afkomst, Charles Baugniet, die het portret van de koning heeft getekend. Het drukken vond plaats in een werkplaats, geïnstalleerd in een van de bijgebouwen van het oude spoorwegstation van Brussel (Groendreef), volgens de diepdruktechniek. Dit is een procédé in meerdere fasen. In de eerste fase wordt in een metalen plaat op ware grootte, in reliëf en omgekeerd, de postzegel gegraveerd. Als de plaat verhard is d.m.v. een chemisch procédé, gaat men vervolgens over tot de aanmaak van het molet, een cilinder die eveneens wordt verhard in reliëf en met de goede kant naar boven de originele gravure zal opnemen. Ten slotte wordt dit molet over een drukplaat "gerold" (moleteren) die eveneens wordt verhard. Bij het drukken wordt de plaat met drukinkt bedekt en daarna zodanig afgewist dat er alleen nog in de holten inkt achterblijft. Vervolgens wordt er een vooraf bevochtigd vel papier op aangedrukt. Als de inkt opdroogt zet deze zich vast op het papier en vormt er een licht reliëf dat overeenstemt met de trekken van de gravure. Het papier, van veranderlijke dikte, werd met de hand vervaardigd en het watermerk was samengesteld uit twee ineengevlochten letters "L". Gedrukt op 5.250.000 exemplaren, bestond de zegel van 10 centime in veel nuances: donkerbruin, zwartbruin, grijsbruin, acajoubruin, enz. Wat de zegel van 20 centime betreft varieert het kleurenpalet van melkachtig blauw tot zwartblauw. Van 1849 tot 1860 werd er voor meer dan 24 miljoen frank van verkocht. Later had de progressieve toename van het aantal correspondentiestukken de invoering van andere zegels tot gevolg, m.n. de waarden van 30 centime en 1 frank. De filatelie kon ontstaan
.
.