Europe : Legendes
Previous
Next
 

Date of issue: 8th of March 1997

OBC/COB : number: 2693-2693

 

Created by: René Hausman / P.P.G. De Schutter

Perforation: 11 1/2
Size : 40 x 28 mm ;
Composition of the sheets: 30
Printing Process: Screendeepprint/Heliogravure
Number of plates: 1-2
Printing Run: 2693 - 5.204.250ex ; 2694 - 2.009.250ex
Paper: P5 ( see paper Types )

 

2693 - 17F - De Bokkenrijders/ Les 'Bokkenrijders'
2694 - 30F - Jeab de Berneau

INFO

DE BOKKENRIJDERS Fantasie zullen we wellicht nooit meer van waarheid kunnen scheiden in de verhalen die ons uit de 18de eeuw over ‘de bokkenrijders' bereikten. Aangenomen wordt dat de bende rond 1734 in het land van Valkenburg (Nederlands-Limburg) ontstond en dat ze ongeveer zestig jaar de streek van het huidige Belgisch- en Nederlands-Limburg en het Duitse gebied rond Aken onveilig maakte. De erbarmelijke socio-economische omstandigheden en de wankele politieke toestand van deze tijd - verpaupering, juridische willekeur, oorlogen enz. - bevorderden het ontstaan en de groei ervan. Mensen uit alle lagen van de bevolking maakten er deel van uit, van schoenmakers tot schepenen en ex-burgemeesters. Ze opereerden aanvankelijk in kleine of grotere groepen los van elkaar. Geleidelijk aan zou de organisatie meer gestructureerd worden. Elk lid legde een eed af en zwoer daarbij 'God af en de duivel aan'. De bende pleegde inbraken, legde brandbrieven en plunderde kerken en kloosters. Uit getuigenissen blijkt dat de bokkenrijders hierbij niet zachtzinnig te werk gingen. Verminking, verkrachting en moord waren schering en inslag. Ze kregen dan ook een bedenkelijke reputatie wat aanleiding gaf tot de meest buitengewone verhalen. De bende groeide in de streek uit tot een echte mythe. Enkel al de betekenis van haar naam, die vermoedelijk in de volksmond ontstond, spreekt boekdelen. De bokkenrijders sloegen soms op verschillende ver van elkaar verwijderde plaatsen toe. De bevolking zag hierin het werk van één bende. De snelheid van de verplaatsing was voor de mensen zo ongelooflijk dot ze er het werk van de duivel in zagen die de bendeleden de kracht gaf zich, net als heksen, op bokken te verplaatsen. De bok is in de christelijke traditie trouwens het symbool voor de duivel. De vervolging van de leden was even genadeloos als hun optreden. In 1794 werd de laatste bokkenrijder in Maaseik gehangen. In gedichten, romans, theaterstukken en beeldverhalen blijven ze echter tot vandaag voortleven. Ze inspireerden schrijvers als Pieter Ecrevisse, die in 1845 de eerste echte bokkenrijdersroman publiceerde, Frederik Van Eeden, Anton Quintana en Tone Brulin en striptekenaars als Marc Hernu en Willy Vandersteen. Deze literatuur geeft een zeer verscheiden beeld van de bokkenrijders: van meedogenloze misdadigers tot vrijheidsstrijders (voorlopers van de Franse Revolutie). (tekst gebaseerd op: ‘De Bokkenrijders in de Literatuur'(1991) een uitgave van het Literair Museum van Hasselt.)

JEAN DE BERNEAU Hierna - in het kort - deze legende: "Onder de Waalse legenden is die van Jean de Berneau nog steeds levendig. Zij speelt zich af in het gehuchtje Berneau, dat bestaat uit enkele, aan de rivier ‘de Berwinne' gelegen huisjes, waarvan er één bewoond wordt door Jean, zijn broer Pierre en hun vader. Op een dag dreigde Jean, een ervaren visser, met lege handen thuis te komen, toen hij keer op keer visjes ving die hij meteen terug in het water wierp. Toen hij daarna, bij een waterval, er nog eentje wou terugwerpen, begon het te praten. Het vroeg om te mogen sterven en in stukken gesneden te worden. Die stukken moest Jean vervolgens op drie plaatsen - binnen en buiten zijn woning (schoorsteen, stal en tuin) - leggen. Twijfelend en met tegenzin gehoorzaamde Jean. ‘s Anderendaags trof hij in de schoorsteen een zwaard, in de stal een paard en in de tuin twee grote waakhonden aan. Later zaaide een enorme zevenkoppige hagedis, die zich met mensenvlees voedde, verwoesting in het Koninkrijk. Elke week moest haar een - bij loting aangewezen - slachtoffer worden geofferd. De Koning, die door deze tragische situatie geheel van streek was, loofde een beloning uit aan wie het monster zou doden. Meer dan één dappere waagde het erop, helaas zonder succes. Zo kwam bij de loting ook de dochter van de Koning aan de beurt. De verbijsterde Koning beloofde haar aan degene die het afgrijselijke schepsel zou doden. Jean gaf gehoor aan de oproep en ging naar het Paleis om er te melden dat hij met deze duivelse hagedis strijd wou leveren. Hij slaagde erin het gedrocht te doden en keerde terug naar het Paleis, waar hem een hartelijk onthaal te beurt viel, vooral vanwege de prinses die besloot onmiddellijk met hem te huwen. Die avond merkte Jean lichtjes op die van een zogenaamd spookkasteel vandaan kwamen. Hij ging ter plaatse en viel in een diepe put waar hij niet uit geraakte. De volgende dag liet de Koning hem opsporen tegen een hoge beloning. Zijn broer Pierre, die dit had vernomen, en de twee magische honden boden hem hulp en hielden twee rovers aan die zich ter plaatse hadden verscholen. Bij wijze van dankbetuiging mochten Pierre en zijn vader op het Paleis komen wonen, samen met de Koning en met Jean de Berneau en zijn prinselijke gemalin."

.