Memorials
Previous
Next
 

Date of issue: 11th of February 1995.

OBC/COB : number: 2585-2588

 

Created by: Clotilde Olyff / P.P.G. De Schutter

Perforation: 11 1/2
Size : 37 x 22 mm
Composition of the sheets: 30
Printing Process: Screendeepprint/Heliogravure
Number of plates: 1-2
Printing Run: 6.000.000 ex each
Paper: P5 ( see paper Types )

 

2585 - 16F - 50 Anniversary of 'Vermeylenfonds'
2586 - 16F - 100 year 'Touring Club'
2587 - 16F - 100 Anniversary F.E.B.
2588 - 16F - 50 Anniversary of RSZ/ONSS

INFO

Het A. Vermeylenfonds werd vijftig jaar geleden op 26 juli 1945 gesticht, enkele maanden na de dood van schrijver, kunsthistoricus en politicus August Vermeylen. De vereniging had tot doel het werk en de persoon van Vermeylen te belichten en vooral zijn werk verder te zetten: dienst van de schoonheid, bevordering van de beoefening der kunstgeschiedenis, verruiming van de Vlaamse gedachte tot het plan van het internationaal geestelijk leven, bevordering van de gedachte van vrijheid op alle gebied en van maatschappelijke rechtvaardigheid. (Statuten, 1945) De stichters wilden van het fonds een overkoepelend orgaan maken, waarin Vlaamsgezinden van verschillende ideologische strekkingen elkaar konden ontmoeten. Maar omdat de vereniging hoe langer hoe meer beschouwd werd als een socialistische tegenhanger van het katholieke Davidsfonds en het als vrijzinnig-liberaal geldende Willemsfonds, besloot het bestuur in 1961 dat het A. Vermeylen-fonds voortaan een socialistisch culturele organisatie zal zijn, buiten elk partijverband, volkomen autonoom in zijn positie en actie. Tijdens de beginjaren lag de nadruk op de nationale werking van het fonds. Gedurende de jaren zestig werden plaatselijke afdelingen opgericht om het A. Vermeylenfonds een grotere uitstraling te geven. Zo evolueerde de vereniging tot een erkende landelijke organisatie voor sociaal-cultureel vormingswerk voor volwassenen. Het A. Vermeylenfonds ontwikkelde en ontwikkelt tal van activiteiten op nationaal (studiedagen, reizende tentoonstellingen, Tv-uitzendingen, publicaties enz.) en op plaatselijk vlak (voordrachten, film- en toneelvoorstellingen, muziekuitvoeringen enz.). Het tracht hierbij nooit zijn doel, samengevat in twee beroemde regels van August Vermeylen, uit het oog te verliezen: om iets te zijn moeten wij Vlaming zijn. Wij willen Vlamingen zijn, om Europeërs te worden.

Honderd jaar geleden, in 1895, werd door enkele wielertoeristen de Belgische Touring Club gesticht. Hun bedoelingen waren tweeërlei: de weggebruiker helpen en een degelijk toerisme bevorderen. Mettertijd veranderden de transportmiddelen en ontstonden nieuwe behoeften. Daarom werd in 1948 Touring Wegenhulp opgericht. Het uitgangspunt bleef echter hetzelfde, nl. de solidariteit onder weggebruikers. Dit sloeg aan bij een toenemend aantal mensen. Het ledenaantal steeg tussen 1955 en 1994 van 156.000 tot 869.000. De Touring Groep heeft vandaag de dag ongeveer 900 mensen in dienst. Ze is uitgegroeid tot een machtige automobilisten- en toeristenvereniging. Het bekendste onderdeel van de organisatie is ongetwijfeld de pech-dienst. Vierhonderd gele voertuigen staan dag en nacht klaar om waar ook in België gestrande automobilisten te helpen. Jaarlijks worden zowat 440.000 herstellingen uitgevoerd. In het buitenland kan men met een lidkaart van Touring Assistance op Touring rekenen om bij ziekte of autopech veilig thuis te geraken. Naast deze dienst biedt Touring Club ook een juridische (Rechtshulp), financiële ( Touring Club Visa) en een uitgebreide toeristische service. Zo kunnen kampeerders gebruik maken van de Campingcard. Ze krijgen dan voorrang op bepaalde kampeerterreinen in binnen- en buitenland, hebben recht op een speciale verzekering en ontvangen een campinggids. Voor andere reizigers, in groep of alleen, geeft Touring Club Reizen de meest uiteenlopende adviezen. Tenslotte brengt de vereniging regelmatig gespecialiseerde publicaties op de markt waaronder het maandblad Touring.

100 JAAR VERBOND VAN BELGISCHE ONDERNEMINGEN België is één van de tien grootste handelsmogendheden ter wereld. Produceren, verkopen en handel drijven over het hele continent en daarbuiten, vormen een absolute voorwaarde voor zijn welzijn. Ons land beschikt nauwelijks over grondstoffen en energiebronnen en moet zijn welvaart en werkgelegenheid dus putten uit verwerkings-activiteiten. Sedert de Middeleeuwen wordt de Belgische economie gekenmerkt door de wil van zijn producenten om hun krachten te bundelen. Zowat overal in België getuigen de gildenhuizen van de sterkte van deze tendens. Toch moet gewacht worden tot de negentiende eeuw voor een nationale werkgeversvereniging tot stand komt. Dat was het Comité Central du Travail Industriel, gesticht op 13 februari 1895 te Brussel. In 1913 werd het herdoopt tot Centraal Nijverheidscomité. Deze centrale organisatie van de Belgische werkgevers stond al meteen voor de moeilijke periode 1914-1918 en werd later geconfronteerd met de economische crisis van de jaren dertig. Na de tweede wereldoorlog, op 10 april 1946, veranderde het Centraal Nijverheidscomité haar naam in Verbond der Belgische Nijverheid ( VBN). De structuren werden vereenvoudigd en verstevigd. De leden van het VBN waren voortaan de verschillende sector-federaties. Op 1 januari 1973 werd op nationaal niveau een gemeenschappelijke bedrijfsorganisatie gevormd voor zowel de goederen producerende als de dienstverlenende ondernemingen, met name, het Verbond van Belgische Ondernemingen, VBO. Vandaag groepeert het VBO ruim 30.000 bedrijven uit alle industrie- en dienstensectoren. Het vertegenwoordigt en behartigt de belangen van deze bedrijven op nationaal, Europees en internationaal vlak. Het Verbond van Belgische Ondernemingen staat op het kruispunt van denkwerk, dialoog, overleg en onderhandeling waarbij de onderneming betrokken is. Het is één van de essentiële raderen van het sociaal-economisch leven.

50 JAAR SOCIALE ZEKERHEID IN BELGIË Tussen het jaar waarin België onafhankelijk werd en het jaar 1940, heeft onze maatschappij heel wat ingrijpende economische, sociologische en politieke veranderingen gekend. Onder druk van de werknemers kwamen in die periode de eerste sociale verzekeringen tot stand. Meestal waren zij echter nog facultatief en het verzekerde risico was vrij beperkt. Kwam dan de tweede wereldoorlog, met de bewustwording van de lotsverbondenheid tussen de burgers, en met het inzicht dat broederlijkheid tussen hen onontbeerlijk is. De fundamentele beginselen van vrijheid, gelijkheid en menselijke waardigheid, die de grondslag vormen van de burgerlijke en politieke rechten, kunnen slechts ten volle worden beleefd, als de mens afdoende beschermd is tegen armoede. In het ontwerp van sociale solidariteitsakkoord, dat tijdens de bezetting tussen de vertegenwoordigers van de werkgevers en van de werknemers werd gesloten, komen deze idealen concreet tot uiting. Onmiddellijk na haar terugkeer in België heeft de regering deze basis verder uitgewerkt en een algemene, verplichte solidariteit tussen werkgevers en werknemers uitgevaardigd: de besluitwet van 28 december 1944 – deze zegel is gewijd aan de vijftigste verjaardag van deze wet – heeft werkelijk het recht op sociale zekerheid geschapen voor omzeggens alle loontrekkenden. De solidariteit werd gestructureerd op nationaal vlak en draagt aldus bij tot de ontplooiing van de mens. Het principe is onveranderd gebleven. De Rijksdienst voor Sociale zekerheid (RSZ) int de bijdragen van werkgevers en werknemers en verdeelt ze onder de verschillende takken van de sociale zekerheid: ziekte-invaliditeit, werkloosheid, ouderdom-vroegtijdige dood, arbeidsongevallen, beroepsziekten, kinderbijslagen en jaarlijkse vakantie. Deze instellingen worden beheerd door vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers en soms ook door privékassen. De sociale zekerheid is echter niet verstard gebleven. Door de gunstige economische omstandigheden (Golden Sixties) was het mogelijk op te komen voor een betere bescherming en een bredere verdeling van de rijkdommen. Vandaag geldt de sociale zekerheid voor steeds meer personen, haar toepassingsveld is verruimd en het niveau van de door haar geleverde prestaties is gestegen. Door de collectieve herverdeling van de rijkdom is het mogelijk het aantal personen dat anders ingevolge ziekte, ouderdom, een ongeval of werkloosheid tot armoede gedoemd zouden zijn, aanzienlijk te beperken. Naar het voorbeeld van België zijn ook alle Europese staten tot ditzelfde inzicht gekomen, en hebben zij een sterke sociale bescherming opgebouwd. Door de mondialisering van de economie wordt dit sociaal model echter bedreigd. De sociale zekerheid is onbetwistbaar uitgegroeid tot een essentieel element van een menselijke samenleving. Toch mag men niet uit het oog verliezen dat zij bestendig wordt belaagd door het toenemend egoïsme en individualisme. Zij is een goede maatstaf voor onze bereidheid om deze kwalen te overstijgen en aldus meer sociale rechtvaardigheid te waarborgen. Zij is eveneens een uitstekende maatstaf voor onze bekwaamheid om een sociale bescherming op te bouwen en te handhaven, die beantwoordt aan de gerechtvaardigde verzuchtingen van geheel de bevolking en van de komende generaties.

 

.