Culture - Legendes
Previous
Next
 

Date of issue: 20th of June1992.

OBC/COB : number: 2465-2467

 

Created by: René Hausman / P.P.G. De Schutter

Perforation: 11 1/2
Size card : 35 x 24mm
Composition of the sheets: 30
Printing Process: Rasterdeepprint/Heliogravure
Number of plates: 1-2
Printing Run: 2465 - 435.114ex ; 2466 - 436.327ex ; 2467 -428.575ex
Paper: 2465- P6 ; 2466-2467 - P5 ( see paper Types )

 

2465 - 11F+2F - 'Fiere Margriet:Fiere Margiet'
2466 - 15F+3F - 'Toverkollen/Les Macrâles'
2467 - 28F+6F - 'Reynaert/Reynaert'

INFO

In 1225 was Margriet, een nichtje van herbergier Amandus en zijn vrouw, bij hen in dienst in het "Sint Joris Gasthof" aan de vroegere Muntstraat (nu 's Meyerstraat). Zij kreeg de bijnaam "Fier Margrietje" omdat zij voortreffelijk werkte en een zeer goed gedrag had. De vrome herbergiersfamilie besloot als lekenbroeder en – zuster toe te treden in de Abdij van Villers-la-Ville in Waals Brabant. Maar, op de vooravond van hun vertrek vroegen een achttal pelgrims om gastvrijheid. Omdat er geen drank meer in huis was werd Margriet naar de wijnpers gezonden. Deze, als pelgrims verklede rovers, vermoordden de waard en waardin en voerden Margriet, bij haar terugkeer, mee tot buiten de stad. Een van de rovers wilde Margriet tot vrouw nemen, en omdat zij weigerde, werd ook zij vermoord en haar lijk in de Dijle geworpen. Veel later werd haar lijk door vissers ontdekt, zij bezorgden haar een laatste rustplaats. Het graf werd evenwel ontdekt omdat er een hemels licht op viel. De stoffelijke resten werden opgegraven en naar Leuven overgebracht,zij werd er vereerd en kreeg enkele mirakels op haar naam toegeschreven. Getuigenissen van deze legende zijn er in Leuven te vinden in en rond de Sint-Pieterskerk en op het pleintje, hoek Muntstraat/Tiensestraat, met een beeld van een naakte Fiere Margriet die op de Dyle drijft. Naar een tekst van de "Public-Relations Leuven".

Heel lang geleden – zo lang dat niemand zich nog precies weet te herinneren wanneer - begaven enkele jongelui zich op weg naar de Bonalfat, een bosrijk hoogland in de omgeving van Vielsalm. Ze trokken er naar toe om er bosbessen te gaan plukken, die lekkere vruchten die in onze Ardense bossen in het wild worden aangetroffen. Dat jaar was de winter erg streng geweest en had het gevroren tot diep in de lente. Veel bosbessen waren er dan ook niet te vinden. Nadat de jongeren uren en uren tevergeefs hadden gezocht, besloot Gengoux, de leider van het groepje, dat het beter was om onverrichter zake terug te keren dan om tot ' s nachts naar die onvindbare bosbessen te blijven zoeken. Op hun terugtocht ontmoetten onze vrienden Gustine Maca, een rare oude vrouw die de naam had een "Macralle" te zijn (Macralle is het Waalse woord voor toverkol, heks, tovenares of boosaardig persoon). Deze ontmoeting zou onopgemerkt zijn gebleven, ware het niet dat Gustine Maca een "tchenna" (korf) vol bosbessen droeg. Vermits er op dat ogenblik zo goed als geen bosbessen in het bos groeiden, ging het hier duidelijk om iets bovennatuurlijk en de jongelui waren dan ook erg verwonderd. Toen Gustine de verbazing van de jongelui zag, lachte zij in haar vuistje en zei fijntjes: "Vino beur on p'tit henna et magni do tcha-tcha" (kom een glaasje peket (1) drinken en wat tcha-tcha (2) eten). Onze vrienden konden niet aan de verleiding weerstaan en gingen maar al te gretig op Gustines uitnodiging in. Dat zou hun echter duur te staan komen, want de wonderbessen waren betoverd, waardoor de jongelui op hun beurt werden veranderd in "Macralles". Vanaf dat ogenblik bezaten zij dezelfde toverkracht als de andere "Macralles" en konden zij "moffioules" (molshopen) uit de grond doen oprijzen, "holines" (rupsen) gooien in hagen, koemelk zuur maken, stormen en hagelbuien over de oogst doen neerkomen, enz. "Macralles " interesseerden zich voor alles wat er in de streek gebeurde, maar dan voornamelijk voor roddelpraatjes, gemene streken, menselijke zwakheden en de pikante bijzonderheden van het menselijk bestaan. De "Macralle " noteerde deze dagelijkse gebeurtenissen zorgvuldig in een zwart notitieboekje en gaf deze dan ten beste ter gelegenheid van de heksensabbat. Op deze sabbat kwamen alle vrouwen of meisjes die "Macralles" waren samen om er tot laat in de nacht met veel kabaal te zingen en te dansen. Om aan de heksensabbat te mogen deelnemen, moest de "Macralle" eerst tcha-tcha slurpen, vervolgens schrijlings op een bezemsteel gaan zitten en tenslotte de volgende rituele zin uitspreken "Sote, mirote, out hayes et bouchons" (spring, kat, over hagen en struiken). Pas daarna kon ze door de lucht naar de plaats van de sabbat vliegen. In Vielsalm is er nu nog een veld dat "Champ de Macralles" (plaats van de heksensabbat) genoemd wordt. Elk jaar op de avond van 20 juli wordt de legende van Gustine Maca en de "Macralles" geëvoceerd tijdens een heksensabbat die plaatsheeft in een dantesk decor en die wordt opgevoerd door de folkloristische groep " Les Macralles du Val de Salm ". Dit evenement trekt ieder jaar weer duizenden kijklustigen. R. L. (Naar informatie verstrekt door de folkloristische groep " Les Macralles du Val de Salm " ) (1) een soort jenever (2) een soort nectar, gemaakt van geplette bosbessen

Dierenverhalen zijn verhalen waarin dieren menselijke eigenschappen hebben, zeer dikwijls zijn ze satirisch bedoeld. Hun herkomst moet vooral in Voor-Indische fabelverzamelingen gezocht, die op hun beurt de Griekse fabelliteratuur zouden hebben beïnvloed (Aesopus). Latere fabelverzamelaars putten uit deze Oosterse bronnen, maar kenden ook Germaanse. Uit hun verzamelingen ontstond het dierenverhaal waarvan Isemgrimus, geschreven in het Latijn door de Gentse magister Nivardus, het bekendste is (1149). Eigenlijk een aantal losse verhalen waarin wolf en vos de hoofdrollen spelen. De eerste dierenverhalen uit Frankrijk dateren van de 18de eeuw. Het waren zogenaamde losse "branches" of avonturen die onder de naam Roman de Renart bekend zijn. De oudste branche wordt toegeschreven aan Pierre de St. Cloud. In Vlaanderen schreef Willem die Madoc maecte" VAN DE VOS REYNAERDE" naar een Franse bron (Li Plaid of het rechtsgeding). Van dit meesterwerk zijn twee handschriften bewaard: het Comburgse en het Dyckse. Willem slaagde erin eenheid te brengen in de vele boosaardige avonturen van " de Vos Reynaerde ", die spijts zijn schurkenstreken voor iedere hedendaagse lezer sympathiek blijft. Daar waar hij voor de middeleeuwer eerder als een demon werd ervaren. Van de talrijke uitgaven, in nagenoeg alle Europese talen moeten o.a. de Engelse prozaversie van William Caxton (1481) en vooral "Rein eke Fuchs" van Goethe (1793) vermeld. Geen kunst of we vinden er sporen van dit verhaal in terug: muziek, beeldhouwkunst, schilderkunst, grafiek, toneel en ook in de folklore. Vandaag beleeft het Reynaertverhaal een spectaculaire revival: de toeristische route in het Land van Reynaert (Waasland), de musical "Dear Fox ", het Sint-Niklase Reynaertspel, het Reynaerttijdschrift "Tiecelijn", de facsimile uitgave van het Comburgse handschrift en niet in het minst de jaarlijkse congressen van de International Reynard Society. Tekst: Marcel Ryssen.

 

 

.