Christmas and New year.
Previous
Next
 

Date of issue: 23th of November 1991.

OBC/COB : number: 2437

 

Created by: Louis Van de Eede/ P.P.G. De Schutter

Perforation: 11 1/2
Size card : 35 x 46 mm
Composition of the sheets: 30
Printing Process: Screendeepprint/heliogravure
Number of plates: 1-2
Printing Run: 12.000.000 ex each
Paper: P6( see paper Types )

2437 - 10F - Icone


INFO

Op 7 december 1991 vond in het prachtig stadhuis van Brussel de 26e editie plaats van de uitreiking van de ' Grote Prijzen van de Filatelistische Kunst '. Volgende prijzen werden toegekend; - Grote Prijs, "Ambassadeur": de speciale postzegel " Kerstmis en Nieuwjaar ' met de afbeelding van de ikoon van "Onze-Lieve-Vrouw van de Vreugde van het Kind" (Abdij van Chevetogne); .... Geschiedenis en gebruik van iconen in de Byzantijnse en Orthodoxe wereld. In de Byzantijnse en Orthodoxe wereld werd elke vaste of draagbare religieuze afbeelding – ongeacht de aangewende techniek – icoon genoemd. In de Oudheid werden portretten van keizers en van hoogwaardigheidsbekleders, maar ook dodenportretten vervaardigd; deze van Faiyum in Midden-Egypte (op hout geschilderd) zijn het best bewaard gebleven en tevens de meest gekende. Van de IIe tot IVe eeuw van onze jaartelling vereerden de christenen – die de gebruiken van de maatschappij waarin zij leefden tot de hunne hadden gemaakt – de portretten van hun overledenen van de apostelen en de martelaren. Zo ontstond de iconenkunst. Tot in de Ve eeuw was de icoon slechts een bescheiden rol toegemeten. Toch werden de iconen van Christus en van Maria, «Acheiropoietos» genaamd (d.i. niet door mensenhanden gemaakt), evenals de iconen die door een heilige waren aangeraakt, als relikwieën beschouwd; deze afbeeldingen werden met vrome toewijding vereerd want men schreef hen miraculeuze krachten toe. De overlevering leert ons dat in de tweede helft van de VIe en in de VIIe eeuw geleidelijk een ware iconenverering ontstond. Er bestonden verschillende soorten van iconen, draagbare en vaste. De draagbare werden gebruikt door de gelovigen, de priesters, de keizer en de hoogwaardigheidsbekleders. Ze verfraaiden de kleine iconostasen in de woningen, werden op reis meegenomen, in processies meegedragen en in het openbaar tentoongesteld. Er waren er ook kleinere in metaal, die men om de hals droeg. Dikwijls gaf de keizer ze als geschenk. Mensen van stand schonken ze aan kloosters en aan kerk om vergeving van hun zonden te bekomen. De vaste iconen dienden als versiering in kerken kloosters. De iconencultus ontaardde geleidelijk in afgoderij, waardoor in 726 de iconoclastische beweging ontstond die de beeldenverering volledig verbande. Na meer dan een eeuw massale vernieling werd de beeldenverering in 843 opnieuw toegelaten. Dit «Herstel van de Orthodoxie» wordt in de orthodoxe kerk nog steeds als een feestdag gevierd. Ingevolge het iconoclasme (beeldenstrijd) zijn slechts heel weinig iconen uit de beginperiode bewaard gebleven. Op de berg Sinaï, die buiten het strijdgewoel bleef, worden nog werken uit de Ve en VIe eeuw bewaard die aan de vernietiging konden ontsnappen. Na de teloorgang in de VIII en de IXe eeuw kwam de inconenkunst opnieuw tot bloei. Onder de Comnemen kende zij van de Xe tot de XIIe eeuw nieuwe glansperiode, gekenmerkt door een zeer sierlijke en uiterst verfijnde stijl. In de kerken was de iconostase (de afscheiding tussen het priesterkoor het middenschip) versierd met afbeeldingen van Christus, Maria en de Heiligen. In de XIIIe eeuw evolueerde de schilderstijl. De iconen werden vanaf dan ook omlijst met taferelen verschillende fasen uit het leven van een heilige voorstelden. Deze veranderingen waren deels te wijten aan de bezetting van het Byzantijnse Rijk door de Latijnen; deze had immers tot gevolg dat Westerse en Oosterse kunstenaars elkaar wederzijds gingen beïnvloeden. De tweede helft van de XIIIe eeuw, tijdperk van de paleologen en van de herovering van Constantinopel was een bijzonder productieve periode. Particulieren waren gretige afnemers van iconen : zo bezaten ze immers tegelijkertijd een «cultusobject» én een waardevol kunstwerk. In de kerken werden de iconostasen ook belangrijker. Dikwijls kregen de kerken een icoon geschonken. Vandaar de iconen mozaïekvorm en iconen bekleed met edele metalen b.v. goud en zilver. Vooral Constantinopel en Thessaloniki waren twee grote productiecentra. Van de IXe tot de XIVe eeuw breidde de kunst van de Byzantijnse hoofdstad zich uit over het hele rijk en ver daarbuiten. In de XVe eeuw, tot bij de val van Constantinope 1453, begon de iconenkunst enigszins te tanen, ofschoon de werken nog een vrij hoog niveau haalden. Op het einde van de XVe eeuw, en ook nog tijdens volgende eeuwen, bleef de Byzantijnse schilderkunst een zekere bloei kennen. Constantinopel verloor weliswaar het monopolie, maar in andere delen van de orthodoxe wereld, en vooral op Kreta, leverden grote kunstenaars buitengewone werken af. Aldus heeft de icoon, als middelpunt van het religie en het profane leven, door de eeuwen heen aan talrijke beroemde of anonieme kunstenaars de mogelijkheid geboden om hun talent, hun energie, hun gevoel hun spiritualiteit te wijden aan de creatie van de onvergelijkbare kunstwerken. Naar een tekst van Josette Demol-Druine.

.